Diest kende als Oranjestad in de 16e en 17e eeuw een woelige periode van talloze belegeringen, bezettingen en plunderingen. De 14e-eeuwse verdedigingsgordel werd vele malen heropgebouwd, uitgebreid en aangepast.
Na de inname van Diest door Franse troepen in 1705 werd opgedragen de vestingwerken te ontmantelen. Dit gebeurde echter pas grotendeels tijdens de Oostenrijkse bezetting in 1788 en werd verdergezet na het einde van het ancien régime toen de Fransen in 1794 opnieuw de stad veroverden.

De 19e-eeuwse verdedigingsgordel rond Diest
Kort na de Belgische revolutie in 1830, ondernam koning Willem van Oranje een poging om ons land opnieuw te veroveren, die bekend staat als de tiendaagse veldtocht. De Nederlanders slaagden erin om nabij Diest de Demer over te steken en bezetten vervolgens kortstondig de stad. Door deze gebeurtenissen werd de strategische ligging van Diest nog maar eens duidelijk en besloot men een nieuwe verdedigingsgordel rond de stad te bouwen.
De stadsomwalling
De kernvesting werd tussen 1837 en 1844 aangelegd. Deze bestaat uit een dubbele aarden omwalling met grachten rondom de gehele stad. Op onderstaande vergelijking zien we links de 18e eeuwse vesting en rechts de nieuwe vestingsgordel die ongeveer hetzelfde tracé beslaat.


De totale omtrek van de stadsomwalling was 3805m lang met een diameter van 1325m. Buiten de stadsomwalling kwam er een bouwverbod binnen de 583m van de stadswallen. Enkel bestaande, niet permanente constructies werden binnen deze perimeter gedoogd, op voorwaarde dat ze indien nodig meteen konden afgebroken worden. Dit was vooral van toepassing op de bewoners ten zuiden van de stad, die zich vlak buiten de stadswallen hadden gevestigd op de flank van de Allerheiligenberg, langs de wijk Speelhof tot voorbij de Bevermolen. Op de kaarten kunnen we zien hoe al deze wijken inclusief de oude Bevermolen moesten wijken voor de nieuwe vestingswerken.
De stadspoorten
Het aantal stadspoorten werd teruggebracht tot 5. Aan de noordzijde bevonden zich 2 prachtige monumentale, versterkte poorten. De overige stadspoorten waren soberder gebouwd.
Ten Noorden de Antwerpsepoort
Aan de noord-oost zijde de Schaffensepoort
Ten Zuiden de Hasseltsepoort
Ten Zuid-westen de Leuvensepoort
Ten Noord-westen de Zichemsepoort




De waterpoorten
De Demer stroomde de stad binnen via de Saspoort, waar zich een indundatiesluis bevond. Deze kon de beemden van het Webbekomsbroek aan de oostzijde binnen 48 uur onder water zetten. Hierdoor werd de gehele oostzijde van de stad beschermd door natuurlijke gordel bestaande uit een controleerbaar overstromingsgebied. De Demer verliet de stad opnieuw via een waterpoort ter hoogte van de Zichemsepoort in het westen. De stadswallen waren volledig omringd door natte grachten.


De ravelijnen
De Antwerpse Poort bevat een ravelijn die de toegang tot de stad met verdediging. Ook ten oosten van de Schaffensepoort, naast de Saspoort, bevind zich een ravelijn die de vesting langs noord-oostelijke zijde dient te beschermen.
Een ravelijn is een buitenwerk van een vesting. Het is een vijfhoekig of redanvormig versterkt eiland dat zich omgeven door een extra ravelijnsgracht in de vestingsgracht bevindt. In sommige gevallen is het als een schiereiland aan de vesting vastgebouwd.

De halve maan
Dankzij de Saspoort kan het Webbekoms Broek, ten oosten van de kernvesting, onder water gezet worden. Ter verdediging van deze natuurlijke barrière wordt ter hoogte van de voormalige Koeipoort een Halve maan aangelegd
Een Halve maan is een in de hoofdgracht gelegen buitenwerk van een vesting, met als taak de dekking van de saillant van het bastion of ravelijn; de benaming is ontleend aan de naar binnen gebogen achterzijde (de keel); soms ten onrechte gebruikt voor ravelijn.

De forten
Om de versterkte stad te beschermen werden er 2 autonome forten gebouwd. Ze hebben als doel de noordoostelijke zijde van de stad te verdedigen. Bij een eventuele verovering van de stad moesten ze ook zelfstandig verdedigbaar blijven, als laatste toevluchtsoord om weerstand de bieden mocht de stad in handen komen van de aanvallers.
Op de Allerheiligenberg besloot men een zogenaamde citadel te bouwen, op de Lazarijberg koos men voor een ingegraven fort. De aanleg van het fort werd in 1845 voltooid, de laatste fases van de citadel in 1846.

Om Fort Leopold met de kernvesting te verbinden werd Kazemat de Leuvenaar aangelegd. Deze sloot via een ophaalbrug rechtstreeks aan op de toegangsweg van het fort. Afgezien van de monumentale poort langs de binnenzijde is deze qua opbouw gelijk aan de Schaffensepoort.
De Citadel had omwille van haar ligging 2 aansluitingen op de kernvestiging. Enerzijds langs de Leuvensepoort , anderzijds langs de Zichemsepoort. Die laatste verbinding op de heuvelrug werd in de volksmond “Den Haemel” genoemd.
Voor meer info zie de volgende pagina’s
De verdedigingsgordel op kaart

Op bovenstaande kaart zien we tussen de Hasseltse Poort en de Halve Maan nog een ravelijn. Deze ontbreekt echter op de daarop volgende kaart uit 1870 en 1884.


De 2de Halve Maan
Op sattelietbeelden zien is duidelijk nog een 2e vooruitgeschoven Halve Maan zichtbaar. Deze is echter niet ingetekend op de verzamelde kaarten uit die periode. Wellicht gaat het om een onafgewerkte halve maan. De periode waarin deze werd aangelegd is vooralsnog onbekend.

Tegen de tijd dat de werkzaamheden voltooid waren, was het oorspronkelijke doel ervan reeds achterhaald. Nederland vormde na de ondertekening van een verdrag in 1839 immers geen dreiging meer.